Bij ons thuis was het ‘op vakantie gaan’ redelijk bijzonder. Er was niet veel geld en een jong gezin met drie kindjes kon niet voor een paar gulden weg. Dus als we dan op vakantie gingen was dat een hele happening en waren de voorbereidingen al geruime tijd voor vertrek in volle gang.
Onze moeder begon dagen voor vertrek de was voor te bereiden. Zij stond dan uren, zelfs dagen, in de woonkamer te strijken. Het mens streek alles. Tot aan onderbroeken en labeltjes van de handdoeken aan toe! Vandaar dat er een behoorlijke tijd over heen ging voordat alles inpakwaardig was. Alle was werd door moeder verzameld in keurig strakke stapeltjes op de eettafel. Daarna pakte vader vakkundig de koffer in. Die koffer was van het model ‘hut’. Een robuuste, bijzonder grote bruine koffer met een inhoud die tegenwoordig Kamervragen van de Arbo Bondgenoten op zou roepen.
De koffer op zichzelf overschreed leeg het tegenwoordig geldende maximale tilgewicht met gemak. Laat staan dat deze gevuld werd met een garderobe van een vijfkoppig gezin. Het ding was zo groot dat broertje er gemakkelijk een paar uur in kon vertoeven. Dat deed hij dan dus ook. Maar goed, de koffer werd ingepakt tot het niveau ‘niet te tillen en onverantwoord’. Daarna werd deze dan van twee hoog naar beneden gesleept, om te verdwijnen in een geleende auto of in een oud beestje dat door onze ouders was aangeschaft in een financieel iets beter moment.
De vakanties varieerden van bestemming, altijd in Nederland en bij voorkeur aan zee. We woonden in Amsterdam en dan wil je zo eens in het jaar wel eens een stukje natuur ervaren. Schoorl bijvoorbeeld, of Noordwijk aan Zee. Hotel De Branding was destijds een van de bestemmingen, het hotel lag in Noordwijk aan Zee. Het hotel was zo’n 43 jaar geleden altijd gevuld met gezinnen met jonge kinderen. Echt overal waar je keek stonden kinderstoelen en kroop of liep kinderspul rond.
Wat ik mij nog kan herinneren is de geur van pap dat ’s morgens vanuit de ontbijtzaal haar weg naar de kamers wist te vinden. Een vertrouwde maar typische geur die ik in gedachten nog wel op weet te roepen, geen idee welke pap daar vervolgens bij hoorde. Wel weet ik dat het een slijmerig geheel was, maar eetbaar. Na het ontbijt lekker naar het strand met mama, zus en broertje. Spelen in de branding, gebeten worden door een kwal en zandkastelen bouwen. Maar ook mij door de branding in een opblaasbootje laten trekken door zus en een kleurtje kweken op die stadse wangen van ons. Op die kwallenbeet na een wereldtijd! ’s Avonds was er altijd een kinderprogramma na het eten. Als je niet beter wist dacht je als kind in het paradijs beland te zijn. Maar niets was minder waar.
Als kind had je het reuze naar je zin in het hotel. Men was echt ingericht op kinderen, althans, zo ervoer je dat als kind. Het kinderprogramma na het avondeten was altijd weer even leuk, eigenlijk was alles even leuk. Te leuk, zo kreeg ik door toen ik iets ouder was en met weemoed terug keek op de vakantie in hotel De Branding. Het hele dagprogramma was er namelijk op gericht om de kinderen volledig af te dragen. Je moest moe worden, het kon niet anders. Zo moe dat je zelfs bij het avondeten geen fut meer had om ‘lussiknie’ te zeggen tegen de drab die op je bord lag.
Je onderging als kind het hele circus, tot aan het moment dat je na het avondeten nog van je laatste energie werd beroofd door ‘leuke spelletjes’ die nog op het programma stonden. En elke avond weer eindigde de spelletjesavond met een grote optocht waaraan de ouders enthousiast meededen. Iets te enthousiast, zo weet ik nu. Al snel werd duidelijk waar de optocht heen ging. Door de eetzaal, langs de lobby, de trappen op, via de badkamer linea recta naar je bed! Daar plofte je dan weerloos in. Je wilde niet, maar je moest, van je ouders maar ook van je lijfje dat echt niets meer kon. En als je dan nog de kracht had om tussen je sluitende wimpers door een blik door de hotelkamer te werpen zag je je ouders nog net de kamer uit glippen.
Voor hen begon de vakantie pas als al het kroost op bed lag, het hotel en de vakantie was van hun, tot de late uurtjes in de nacht. Gefeest hebben ze, terwijl wij knock-out op bed lagen. Om de volgende ochtend hun roes van het feestgedruis uit te slapen op het strand. Van ons, de kinderen, hadden ze geen last. Tja, kinderen zijn nu eenmaal vergevingsgezind en dus begonnen wij elke dag weer met een frisse blik aan het slopende vakantieavontuur: ‘Ik heb mijn pap op. Gaan we nu naar het strand? Jottem!’
Terug naar overzicht