Inge Visser
Sinterklaasinkopen hulpsint en hulppiet

De decembermaand naderde. Het werd tijd dat deze hulppiet met bevriende hulpsint Sinterklaasinkopen ging doen voor onze kindjes die reikhalzend uitkeken naar het heerlijk avondje. Hoewel er diverse koopavonden zijn in de novembermaand, was het uiteraard pas de laatst beschikbare koopavond waarop mijn vriendin en ik onze taak als hulpsint en hulppiet serieus namen. Wij besloten om met de tram naar de stad te gaan. Ik doe normaal gesproken alles zoveel mogelijk met de auto, maar in dit geval leek de tram een betere optie vanwege de te verwachten drukte in de stad tijdens deze laatste koopavond.

Het was even lopen van huis naar de tramhalte. Ik trotseerde betonnen, gladde trappen van de loopbrug. Losliggende tegels in het straatwerk werden vakkundig door mij omzeild. Zelfs de plantenbakken die bewoners naast hun voordeuren op de stoep hadden geplaatst werden door mij niet over het hoofd gezien. In dit geval was ik niet de enige spannende factor. Mijn vriendin is ook niet een van de meest handige creaturen in ons soort. Naast mij liep mijn vriendin al even voorzichtig, zichzelf manoeuvrerend langs het gevaar dat voor ons op de loer lag. Onze conversatie van huis tot aan de tramhalte bestond voornamelijk uit ‘pas op’, ‘kijk uit’ en ‘pfff, dat scheelde niets’. Ons tripje naar de drukke stad was een hele uitdaging.

En druk was het, ongelooflijk druk. We persten ons door de massa van collega hulpsinten. Van winkel naar winkel, van de gracht terug naar het overdekte winkelcentrum. Om vervolgens weer terug naar buiten te moeten omdat de speelgoedgigant nou net niet het juiste cadeautje had, waardoor de speurtocht zich weer naar buiten verplaatste. Maar, een paar uur later hing er aan elke vinger een tas, gevuld met alle hartenwensen van onze kindjes. We waren dolblij, de Sinterklaasinkopen waren binnen, en wijzelf waren ongeschonden uit de strijd gekomen. We waren uitgelaten. Dat is een gevaarlijke gemoedstoestand als je nog terug naar huis moet.

Wederom trotseerden wij de mensenmassa. Ditmaal met plastic tassen aan onze handen die natuurlijk zo af en toe aan onze winkelende medemens bleven hangen. Een aantal ‘sorry’, ‘excuses’ en ‘neem mij niet kwalijk’ later stonden wij bovenaan de trap die naar de tram leidde. ‘Kijk je uit, schat?’ waarschuwde ik mijn vriendin, ‘voor je het weet ga je sneller naar beneden dan gepland.’ We waren inmiddels zo uitgelaten omdat er tot dusver niets gebeurd was dat de veronderstelling dat er iets kon gebeuren al genoeg was voor een melige reactie. Al giebelend liepen wij naar beneden, mijn vriendin voorop.

En toen een klap, hard! Zo hard dat het gehele reizend publiek plotsklaps tot stilstand kwam en met een ruk het hoofd in de richting bracht vanwaar het geluid was gekomen. Op de grond lagen de Sinterklaasinkopen, een stukje verderop een handtas met daarnaast een portemonnee. En onderaan de trap was hoogmoed voor de val gekomen.

Mijn vriendin stond dubbelgevouwen voor mij, naar het leek om mij overeind te helpen. Maar ik wist beter, zij stond zich te bescheuren. Dikke tranen rolden over haar wangen, haar benen waren gekruist om ervoor te zorgen dat ze niet ter plaatse een zondvloed zou veroorzaken. Maar bovenal was zij geenszins in staat om mij overeind te helpen. Ikzelf kon ook niets, ook ik lag te schudden van het lachen op de koude stoeptegels. Het reizend publiek besloot door te lopen, en al proestend en huilend raapten wij de hartenwensen van onze kindjes bij elkaar en begaven ons zo goed als wij konden naar de tram.

De weg naar huis leek een eeuwigheid te duren, met name voor onze medereizigers. Echt, ze deden hun best. Er waren reizigers die een glimlach op hun lippen probeerden te persen uit beleefdheid. Toch waren er meer reizigers die ter afleiding hun blik strak op het raam en de daarachter liggende buitenwereld hadden gevestigd. En er waren reizigers die hun shawls probeerden op te trekken tot boven hun oren, zodat ons gegier, gesnik en geproest enigszins tot een aanvaardbaar niveau werd gedempt. Een golf van opluchting deinde door de tram toen mijn vriendin en ik op het stopknopje drukte voor de volgende halte.

De gezichten van de medereizigers spraken boekdelen. Iedereen genoot bij voorbaat zichtbaar van de rust die ze door ons vertrek zou worden gegund. Nog even een momentje van stilte, totdat ook zij de tram zouden verlaten. En wij waagden ons met onze Sinterklaasinkopen aan de gevaarlijke terugweg. Langs plantenbakken, losliggende tegels en gladde trappen van de loopbrug.

Terug naar overzicht