‘Mama, gaat mijn broertje dood?’. Ik keek in twee vragende blauwe oogjes van mijn 7 jarige dochtertje en bevond mij in een dilemma. Haar broertje was die middag met spoed naar de Intensive Care gebracht omdat hij sinds die ochtend een hevige astma aanval had waar hij niet uit kwam. Hij dreigde aan uitputting te overlijden, om nog maar niet van zuurstofgebrek te spreken.
Mijn kleine meisje lag in mijn bed, ik zat ernaast. Op de grond met de telefoon op schoot, lamgeslagen na een lang bezoek in het ziekenhuis. Vanaf het moment dat mijn kindje, mijn lieve vriendje, binnen werd gebracht op de IC tot aan het moment dat ik thuis de hoorn op de haak deed, dat stukje herhaalde zich als een gruwelijke horrorfilm, steeds weer opnieuw.
De ambulance had mijn kindje binnen gebracht. Ik liep de afdeling op en zag daar mijn vriendje liggen in een groot bed. Een maand ervoor was hij 5 jaar geworden en ik herinnerde mij dat ik toen dacht, goh, wat word je snel groot. En nu, in dat grote bed, lag hij daar als een klein hoopje mens. Omringd door zoveel specialisten dat ik alleen onder een oksel van de kinderarts door zicht had op mijn kindje. Ik wurmde mijn arm tussen de specialisten door en pakte zijn handje. ‘Mama is bij je hoor, lief vriendje’, hoorde ik mezelf zeggen.
De kinderarts hoorde mij ook en vroeg mij direct mee te lopen om de behandeling te bespreken. Terwijl de deur van de spreekkamer dicht viel vertelde de arts dat er twee keuzes waren. Niets doen, anders dan zuurstof toedienen en hopen dat mijn kindje de nacht zou overleven, een kans die klein werd geacht, of intuberen en aan de beademing met het risico dat door de vernauwde luchtpijp er dusdanig schade zou ontstaan bij het intuberen dat mijn kindje alsnog zou overlijden. O ja, en of ik snel kon beslissen want er moest echt nu gehandeld worden. De keuze, als er sprake was van een keuze, was eenvoudig: Red mijn kind, mijn lieve vriendje, en doe wat u denkt dat nodig is!
’s Avonds laat werd ik naar huis gestuurd, het was beter dat ik probeerde wat te slapen. Het kon nodig zijn energie te hebben voor wat komen ging. Een heel onheilspellende uitspraak. Op de terugweg naar huis haalde ik mijn meisje op, die elders onder was gebracht, en zo kwam het dat zij in mijn bed lag terwijl ik de arts aan de telefoon had. ‘We hebben toch niet hoeven intuberen, de komende nacht is cruciaal, we kunnen alleen maar afwachten. Sterkte mevrouw.’ Ik legde de hoorn op de haak en ik raakte in paniek. Ik wilde geen afscheid nemen van mijn kindje, hoe kon dit nu gebeuren? Ik was verdoofd en al wat ik nog maar denken kon was; ‘Wat trek ik mijn kindje aan als hij in zijn kistje ligt?’.
‘Mama, gaat mijn broertje dood?’. Mijn meisje herhaalde haar vraag en wachtte met veel geduld op antwoord. Wat moest ik nu zeggen? Ik wist het antwoord zelf niet, mijn meisje was 7 jaar oud, wat zeg je tegen een meisje dat nog zo jong is? Stel ik haar gerust met ‘nee hoor, het komt allemaal wel goed’? En wat als dat niet zo is, verliest zij dan haar vertrouwen in mij? Of vertel ik de waarheid, zeg dat de artsen voor haar broertje zorgen en geef ik dit lieve meisje daarmee misschien een trauma wanneer haar broertje het niet zou halen? De artsen zouden immers op haar broertje passen. Ik keek naar mijn pientere meisje, stapelgek op haar broertje en nu in onzekerheid.
In een paar seconden moest ik beslissen en ik koos voor de waarheid, ik koos ervoor om te zeggen dat ik het niet wist. Ik vertelde dat de artsen haar broertje goed in de gaten zouden houden en voor hem zouden zorgen. Wat toen gebeurde was precies waar ik bang voor was. Mijn meisje zei ‘Oké’, kroop onder de dekens en viel als een blok in slaap. Ze vertrouwde volledig op de artsen en op het feit dat deze voor haar broertje zorgden. En ik? Ik vertrouwde niemand.
Ik heb de hele nacht op de grond gezeten, in blinde paniek, onmacht, angst, ongeloof, verdriet en met een compleet verscheurd, echt in duizenden stukken verscheurd, hart. Moest mijn meisje afscheid nemen van haar broertje? Moest ik afscheid gaan nemen van mijn kleine vriendje? En bovenop die hartverscheurende vragen twijfelde ik aan mijn gesprekje met mijn meisje. Had ik er wel goed aan gedaan om haar de waarheid te vertellen, wat had ik gedaan als ik meer tijd had gehad om het te overdenken en te ondervinden wat wijsheid was? Zelfs nu nog kom ik daar niet uit, het is een dilemma dat geen wijsheid kent.
Ik heb die nacht gekeken naar mijn slapende meisje, gehuild om mijn kleine vriendje, diverse malen fluisterend met het ziekenhuis gebeld voor een update en gehoopt, gehoopt dat het allemaal goed zou komen. Ik kan niet in woorden uitdrukken hoe diep gelukkig ik was om zo’n twee weken na deze intense en hartverscheurende nacht beide kindjes thuis in mijn armen te hebben. Mijn vriendje was waar hij hoorde, thuis bij zijn zus en mij. En mijn meisje, zij heeft gelukkig haar vertrouwen gehouden, in mij én in de medische wetenschap.
Terug naar overzicht